zaterdag 22 november 2008

Changeling


7/10


Met zijn vijfde film op vijf jaar tijd borduurt regisseur Clint Eastwood voort op de gravitas die hij eerder verleende aan Mystic River, Million Dollar Baby en Flags from our Fathers. Met Changeling levert Eastwood wederom een wrang tijdsdocument af dat bol staat van socio-politieke hangijzers en hoog oplopende emoties. En wederom is het raak...

Los Angeles 1928. Babe Ruth slaagt zijn 42ste home-run en de roaring twenties lopen op hun laatste benen Christine Collins is een alleenstaande moeder wiens zoon op een dag plotsklaps verdwenen is. Wanneer de lokale autoriteitein, onder het alziende oog van de media , Christine opnieuw verenigen met haar zoon stelt zij tot hun grote ontsteltenis vast dat de teruggevonden knaap niet haar zoon is. Christine stuit op het ongeloof van de LAPD en wordt voor gek verklaard. Met de hulp van de presbyteriaanse dominee Gustav Briegleb start zij een zoektocht op zoek naar de werkelijkheid en gerechtigheid.

Met Changeling verhaalt Eastwood één van de grootste doofpotaffaires uit de Amerikaanse geschiedenis en hij doet dat met de nodige precisie. De Traction avants en de klassieke trams tuffen elegant over het beeldscherm, de klassieke kostuums vertonen geen enkele kreuk en de monochrone fotografie van Eastwoods vaste cameraman Tom Stern is er weer een om van te likkebaarden. Eastwood zal nooit uitpakken met verassingen of vernieuwingen, zijn cinema is even klassiek als het tijdsbeeld dat hij evoceert, maar hij doet dat met zulk ook voor precisie en accuraatheid dat alles een allesbehalve een probleem mag zijn.

Het grootste probleem van Changeling is echter het feit dat Eastwood er niet echt in slaagt zijn film een kloppend hart mee te geven. Als kijker blijf je , vooral tijdens het eerste uur, verweesd staren naar indrukwekkende set pieces en een kransje rasacteurs, maar nergens voel je je emotioneel betrokken bij de vertelling. Pas in het tweede deel , wanneer Eastwood langzaamaan aan sporen van de ontknopping in mondjesmaat vrijgeeft voel je pas hoe trefzeker ome Clint in uw ziel aan het poken is en hoe hij heel subtiel enkele maatschappelijke issue's aan de kaak stelt. De corruptie van de L.A.P.D, kindermoord en de eerste sporen van de depressie, Eastwood weet alle thema's een plaats te geven zonder dat zijn film zwicht onder zijn eigen gewicht. Een aantal straffe scènes (de ontrafeling van de verdwijning van Christines zoon en een ophangingscène) tonen echter het hand van de meester en zullen u wellicht even beroerd achter laten als de felbesproken slotscène van Eastwood's Million Dollar Baby .

De acteurs doen hun best zonder meer : Angelina Jolie kwijt zich perfect van de taak zich te onttrekken van enige star quality en zet één van de beste rollen uit haar carrière neer, al zien we Jolie , in navolging van A Girl, Interrupted en A Mighty Heart wederom een zeer beperkt acteerlexicon hanteren: schreien en bedrukt kijken. John Malkovich puurt het beste uit zijn ietwat karikaturale personage en Jeffrey Donovan is een relevatie als de corruptste ordehaver binnen het voltallige politiekorps. De acteurs zijn hooguit goed, maar nergens weten ze dit klassieke drama van de nodige emotionele punch te voorzien.

Changeling zou bovenaan prijken op het oeuvre van elkander regisseur , maar Eastwood's oeuvre is de film misschien net onwaardig. De efficiënte sobere vertelstijl die hij hanteerde in Million Dollar Baby, Mystic River en letters from Iwo Jima raakt oversneeuwd door een aantal vreemde scenariokronkels (scenarist J. Michael Straczynski verdiende eerder zijn sporen met de sci-fi reeks Babylon 5) en de film stelt zijn einde net iets te veel uit voor zijn eigen goed. Maar, Changeling blijft puur vakwerk en toont Eastwood wederom als een meesterverteller. Binnen een aantal maanden pakt Eastwood alweer uit met Gran Torino, waarin hij opnieuw zelf een hoofdrol speelt. Hopelijk is het dan weer een Eastwood en plein forme.

RockNRolla


5/10


Hoge pieken, diepe dalen. Het is zowat de beste omschrijving voor het toch wat monotone oeuvre van Guy Ritchie. Die liet zich eind jaren '90 opmerken door de twee geïnspireerde gangsterprenten Snatch en Lock Stock, Two Smoking Barrels en regisseerde vervolgens zijn halve trouwboek Madonna in het gedrocht Swept Away om daarna uit te pakken met Revolver, een film die met recht en rede twee jaar op de planken van de distributeur bleef liggen. Ritchie had veel goed te maken, maar net als je denkt dat zijn carrière niet meer dieper kan zakken komt de man aandraven met een prent die zulke sof is dat we er langzamerhand van overtuigd zijn dat zijn eerste twee films niet veel meer waren dan toevalstreffers, gedraaid op dagen dat de druilerige Londenwind voor een keertje goed zat.


Wederom bevolkt Ritchie zijn film met halfbakken gangsters die elkaar van repliek dienen in een sappig Cockney-accent. De kruimeldieven van weleer zijn uitgegroeid tot gewetenloze entrepreneurs die schaamteloos handel drijven in immobiliën. Lenny Cole (Tom Wilkinson) is een gangsterbaas van de oude stempel die de touwtjes denkt in handen te hebben, totdat hij onder de voet wordt gelopen door enkele Russische topgangsters, een verbeten misdadiger die opereert onder eigen syndicaat (Gerard Butler) en een sexy secretaresse (Newton).


Ritchie poneert zoals vanouds vijf verschillende verhaallijnen die elkaar overlappen, maar zelden is een rode draad zo zoek geweest als doorheen zijn jongste product. De regisseur tracht de narratieve soep te verdoezelen door wederom een vat kleurrijke schlemielen open te trekken en een aantal visuele hoogstandjes door te voeren, maar ditmaal kunnen zelfs deze twee jokers niet verhinderen dat RocknRolla een wel erg mager beestje geworden is. Richtie verslikt zich opnieuw in zijn zelfgenoegzaamheid en wil ons alsnog fascineren met een geforceerd 'Kijk eens wat ik kan'-toontje. Net als Tarantino verbergt Ritchie zich al jaar en dag achter dat ene truckje en weigert hij halsstarrig om volwassen te worden. Tarantino heeft een scherpe pen en beschikt over genoeg cinematografische achtergrond om zelfs het pellen van een ajuin boeiend te maken, Ritchie heeft onder dat frêle laagje visueel vernis te weinig talent om nog steeds te blijven boeien.


Akkoord, op visueel vlak kan de film uitpakken met duizelingwekkende beelden (een achtervolgingsscène zit bijzonder strak en goed geritmeerd in elkaar) en ook sommige one-liners snijden even scherp als een Japans Katana-zwaard ('There's no school like the old school, and I'm the fuckin' headmaster') maar uiteindelijk kan niets de narratieve chaos opsmukken. Ritchie's huwelijk met Madonna werpt finaal haar vruchten af: net als Madge probeert Ritchie nog steeds voort te borduren op het status dat hij medio jaren '90 verkreeg zonder zijn hand ervoor om te draaien. We geven de man nog één kans – zijn volgende project wordt een Sherlock Holmes verfilming met Robert Downey Jr. en Jude Law – maar dan moet het raak zijn. Nu zijn eega het huwelijk voor bezien houdt, komt zijn talent misschien toch weer bovendrijven.

dinsdag 11 november 2008

How To Lose Friends and alienate People

6/10

Vijf jaar geleden schreef journalist Toby Young zijn memoires neer in How To Lose Friends and Alienate People. Niet meteen literatuur met een grote L, maar de zelfspot en de manier waarop Young het gedrag van de hoogdravende high-society met de vinger wees zorgde hier en daar voor een gegniffel. Youngs kritiek werd stevig ingesnoerd voor de verfilming maar desalniettemin is dit relaas van een Englishman in New York amusant genoeg al zal de herinnering aan deze prent al reeds vervaagd zijn wanneer u het cinema-complex buiten wandelt.

Sidney Young (het personage in de film draagt een andere voornaam dan de schrijver) is een derderangsjournalist die van het party-crashen een deugd heeft gemaakt en stiekem hoopt om ooit furore te maken als society-reporter in Manhattan, het epicentrum van de plastic glitter & glamour. Young kan het mistroostige Londen gelukkig achter zich laten op vraag van Clayton Harding, de gezagdsdragende hoofdredacteur van het 'betere' New Yorkse society-magazine Sharp. Als een kind voor de etalage van een snoepwinkel aanschouwt Young de luxe die hem nu lijkt toegeworpen: decadente feestjes, een vaste stek op de guestlist van elke hippe club in Manhattan én bovenal de toegang tot het entourage van Sophie Maes, een hollywoodsnol die net in de schijnwerpers staat voor haar vertolking van Maria Theresa in de biopic Making of a Saint.

How To Lose Friends and Alienate People is de zoveelste variatie van het klassieke fish out of the water-verhaaltje. Het verhaal van een onhandige Brit die tracht te overleven in de urban jungle van New York is al zoveel keer verteld dat je hier zonder moeite het verloop van de hele plot al na één minuut kunt opzeggen. Bovendien is het duidelijk dat de makers niet goed wisten welk publiek ze op het oog hadden: als satire vallen de scherpe sneren te mager uit, als komedie is de film dan weer te mager bezaaid met geslaagde moppen. De film toont zich als een ongelukkig huwelijk tussen platte Amerikaanse slapstick en kurkdroge Britse humor en slaagt er niet in om zijn eigen stem te vinden.

Het verhaal van Sidney Young kan u trouwens ook lezen als het verhaal van Simon Pegg. Of hoe Pegg, die momenteel één van de beste troeven is van de Britse comedy, zich laat overhalen voor een vlak Amerikaans studioproduct. Pegg houdt zich nog prima staande als journalist wiens middelnaam plaatsvervangde schaamte luidt, al hopen we dat de enigmatische Brit in de toekomst strenger wordt in het kiezen van zijn scenario's.

How to Lose Friends and Alienate People is al bij al een aardig tussendoortje, een film die de egotripperij van de Amerikaanse jetset zachtjes met de vinger wijst, zonder hard te bijten. Het clichématige romantische discours en het zeemzoete einde moet u er bijgevolg dan ook maar bij nemen. Voor scherpere spot raden wij u vooralsnog aan om Robert Altmans licht fantastische The Player gewoon nog eens in uw dvd-speler te schuiven.

donderdag 6 november 2008

Quantum of Solace


6/10

Groot was ieders verbazing toen überproducenten Barbara Broccoli en Michael G Wilson twee jaar geleden eens stevig op de reboot-knop drukten van de Bond-Franchise. Bond werd plots tegen de geo-politieke achtergrond van de 21ste eeuw gedropt, Q en zijn snuisterijen waren van heinde en verre te bespeuren en het kon Bond geen ene moer meer schelen of zijn martini shaken al dan niet Stirred was. Na het laatste Pierce Brosnan-vehikel Die Another Day de laatste nagel in Bonds doodskist leek geslagen te hebben (Bond in onzichtbare wagens, komaan zeg) was Casino Royale een adrenalinestoot van een film : minitieus georchestreerde actiescènes (de achtervolging op een bouwwerf is een prima les in mise-en-scène) , een koelbloedige Bond met hemelsblauwe kijkers en een plot die er voor een keer niet bij de haren bij gesleurd blijkt te zijn.

De vraag was dan ook of Quantum of Solace opnieuw zijn publiek met verstomming kon slagen. The Dark Knigt was immers ook het vervolg op een film die een nieuwe start voor een franchise betekende (Batman Begins) en die wist er zowel narratief als visueel nog een stevig schepje bij te doen. Helaas is de door Craig aangewezen regisseur Marc Forster (Monsters Ball, Finding Neverland) nog net iets te groen achter de oren voor een shock-and-awe bombardement à la James Bond en voel je nergens dezelfde energieke thrills opborrelen die ons continue belaagden tijdens het kijken van Casino Royale.

Quantum of Solace pikt de draad terug op waar zijn voorganger hem achterliet: Vesper Lynd is dood en Bond heeft een persoonlijke wraak-oddysee opgesteld die hem leidt langs Italië, Chili, Panama en Rusland én in de armen van de schone Camille, een bond-babe met ballen aan haar lijf. Intussen wordt double O seven nog steeds nauwlettend gevolgd door M (Judi Dench) die Bonds vendetta in vraag stelt. En en passant krijgt Bond af te rekenen met Dominic Greene (Matthieu Almaric) , lid van de criminele organisatie Quantum die het gemunt heeft op 's werelds grootste oliereserven.

Net zozeer 007 als een ongeleid projectiel zijn weg baant tussen rotsen, wegen en bergen, zo is ook de plot alsmaar op zoek naar enige richting. De wraakoddysee is een interessante spil voor het verhaal, maar nergens voel je echt Bonds diepmenselijke emoties doorschemeren. De relatie tussen M en Bond is aanvankelijk een interessante motor voor het verhaal, maar algauw wordt enige dramatische spaninng de kop ingedruk door een resem chaotische actie-scènes. Bovendien missen de actie-scènes de panache en het meticuleus getimede karakter van de actiescènes uit Casino Royale . Forster, duidelijk nog zijn weg zoekend in het actie-genre regisseerde de actiescènes als een propvolle MTV-videoclip waarin beweging en montage het belang van drama en souplesse overklassen.

Bond himself is nog niets van zijn stoïcijnse cool verloren, maar Daniel Craig moet al in zijn tweede missie als 007 al gaan oppassen om niet in automatische piloot te schakelen. Olga Kurylenko is lang niet slecht als ravissante bond girl , maar haar functie in het verhaal is niet altijd even duidelijk. Daar waar Vesper Lynd in Casino Royale voor Bond een belangrijk leidmotief was, is deze Camille niet vele meer dan een ravissant muurbloempje dat de afwezigheid van verhaal en drama moet opsmukken. Bovendien is Dominic Greene, hoewel vertolkt door de Franse klasse-acteur Matthieu Almaric, enkele maatjes te klein om in de huid te kruipen van vileine nemesis. Nergens voel je bij hem dan ook dezelfde dreiging uitstralen als die van bij de klassieke Bond-schurken.

Twee jaar na de fikse opkuis begint er al een muf geurtje op te stijgen vanuit de kerverse make-over. Onze vrees dat Casino Royale een unicum zal blijven binnen de Bond-franchise is bij deze volledig terrecht gebleken. Quantum Of Solace is een spectaculaire rit, maar het ontbeert deze 22ste Bond-prent aan de visuele flair en de kurkdroge humor die van zijn voorganger een ware verademing wisten te maken. Waar Casino Royale nog een diva was na een knap uitgevoerde cosmetische ingreep, is deze Quantum er eentje waar de wallen stevig van beginnen door te zakken.

dinsdag 4 november 2008

W.

6/10

In de jaren '80 gold Oliver Stone als het politieke geweten van Links Hollywood, een bloedhond die met zijn Vietnam-trilogie (Platoon, Heaven & Earth , Born on the 4th of July ) het rechtse establishment het bloed aan de schenen legde. Na de cinematografische mijlpaal JFK en de Shakespeariaanse biopic Nixon leek het dus ook gefundenes Fressen voor Stone om een biopic te draaien over de meest omsproken president uit de Verenigde staten. Het resultaat biedt een fragmentarische kijk op het leven George W. Bush, maar helaas blijft wat had kunnen uitdraaien in een intelligent en bijtend portret steken in een portie vrijblijvende anekdotiek.

Stone opteert voor een Freudiaanse aanpak. In treffende scènes wordt getoond hoe 'Junior. Bush' opklimt als praesens binnen zijn fraterniteit, hoe hij met enkele medeleden van het geheime Skulls and Bones gemeenschap achter slot en grendel wordt gestoken en hoe hij met valse voorwendsels Texaanse deernes het hof maakt. George Sr. moet met lede ogen aanzien hoe zoonlief diens achternaam besmeurt (“Who do you think you are... a Kennedy? You're a Bush. Act like one”) en heeft intussen al zijn hoop gevestigd op zijn andere zoon Jeb, die het tot gouverneur van Florida geschopt heeft. Parallel met het verhaal van Bushs' opkomst wordt ook het verhaal gepresenteerd van de huidige president die na het ontmoeten van zijn echtgenote Laura Bush als een born again christian aan de touwtjes trekt als 43ste president van de Verenigde Staten.

Net zozeer Stones heldendicht World Trade Center met brede passen langs de essentie wandelde, zo heeft de voormalige politieke bommetjesgooier het met W. wederom erg braaf gehouden. Stone poneert immers geen politieke stellingen maar amuseert zich kostelijk met het portreteren van een houten klaas, een kop van jut die als een marionet gestuurd wordt door de enkelingen die de touwtjes bewegen. Nuance is nooit Stones sterkste kant geweest, maar de manier waarop dubya hier gepresenteerd wordt heeft alle schijn van Bush's eigen régime : demagogisch en leugenachtig. Anekdotische feiten die intussen publiek gemeengoed geworden zijn, zoals die scène waarin Bush zich verslikt in een pretzel, zijn totaal irrelevant voor wat Stone wil vertellen en staan daarmee het verhaal volledig in de weg. Door zijn ongenuanceerde vertelwijze schiet Stone zelfs zijn doel volledig voorbij: de portrettering van een schertsfiguur is immers zo dubieus dat je eerder mee gaat voelen met een getormenteerd figuur die gebukt gaat onder het afwijzende vingertje van poppy Bush dan dat je daadwerkelijk lacht om zijn politieke exploten.

De grote vraag is immers de inzet en de bedoeling van W.. Als de film de ogen van zijn publiek wil openen komt hij enkele jaren te laat. Als historische bladzijde in de Amerikaanse geschiedenis komt de film dan weer te vroeg mits de appels van Bush's' politieke beleid pas binnen enkele jaren geplukt kunnen worden. Nu is het een kwestie van vis noch vlees, niet meer dan een doekje voor het bloeden. Doordat het beleid nog zo vers in het geheugen lijkt het immers onmogelijk om Bush's geportreteerde ensemble los te denken van een stelletje bordkartonnen karikaturen (met Thandie Newton's Condoleeza Rice op kop) , ook al worden ze vertolkt door een schare talentvolle acteurs. Josh Brolin , die zich stillaan echt wel een van de groten aan het Hollywoodfirnament mag noemen, kwijt zich op een feiloze vertolking van George dubya Bush , maar het personage blijft een éénzijdige houten klaas wat volledig te wijten is aan het gezappige scenario van Wall Street-scribent Stanley Weiser.

De momenten waarin Stone nagels met koppen slaagt zijn schaars (de scène waarin Bush en zijn staff discussiëren over de naamgeving van the axe of evil is een bewijs van rake observatie) en het verhaal dat zich ontspruit als de reflectie van een getroebleerde vader-zoon relatie zit vrij onsamenhangend aan elkaar. W. is niet veel meer dan een weinig verhulde persiflage waarin het ontbeert aan elke vorm van dramatiek. Een film die snel vergeten kan worden nu Barack Obama/John McCain (schrappen wat niet past) huis houdt in the oval office.